Gezelschap onderweg

Pastor RonaldEr wordt hier heel wat afgefietst. Tenminste, door mannen dan. Het schijnt dat je als vrouw je maagdelijkheid kan verliezen als je fietst – hoe dat precies zit heeft nog niemand me kunnen uitleggen, maar het is een feit dat je maar weinig vrouwen ziet fietsen. De mannen echter, trappen dapper door op hun fietsen zonder versnellingen. Aan hun stuur hangt een hakmes, aan de bagagedrager zes trossen bananen (geen trossen zoals je ze in de supermarkt koopt, maar echte grote trossen, zoals ze aan de boom groeien). Of ze vervoeren een baal stro en twee loodzware jerrycans met water, een mand met kippen, of gewoon met een medereiziger. Speciaal voor het passagiersvervoer is vrijwel elke fiets hier uitgerust met voetsteuntjes en een extra brede bagagedrager, soms met een kussentje erop.

De mannen met al te zware lading haal ik met gemak in. Met anderen ga ik zo ongeveer gelijk op. Bergop gaan zij sneller, bergaf ik. Een paar keer per dag rijdt iemand een eindje met me op. Sommigen gaan een wedstrijdje met me aan: eerst steek ik hen voorbij, dan zij mij, dan ik hen weer. Anderen zijn meer in voor een praatje.

Zo word ik op weg van Mbale naar de Keniaanse grens gezelschap gehouden door een jongen die bijzonder monotoon en staccato praat, alsof hij een sprekende computer heeft ingeslikt. Ik denk dat het niet opzettelijk is, eerder een spraakgebrek. Hij wil vooral weten wat ik van het Ugandese eten vind.
Hij: “Jullie. Indiërs. Houden. Toch. Niet. Van. Matoke. En.Van. Zoete. Aardappel?”
Ik: “Ik ben geen Indiër.”
Hij: “Oh. Dus. Je. Houdt. Wel. Van. Matoke?”
Ik: “Nee.”

De volgende dag heb ik al voor negenen een stevig theologisch gesprek met pastor Ronald, die een stuk met me opfietst.

De pastor, soms wat buiten adem maar vol vuur: “Je heet Sara? Maar dat is de vrouw van Abraham. Een hele sterke vrouw. De overgrootmoeder van ons allemaal! Vandaar dat je dit kan: fietsen. Helemaal van Kampala naar Mombasa. Keniaanse vrouwen zouden dat nooit kunnen. Keniaanse vrouwen zijn laf en zwak. Die kunnen zoiets niet.”
“… Als jij naar Mombasa fietst – dan heb je veel kracht nodig. En wijsheid. Waar komt die kracht vandaan? Van God! God zal je de weg wijzen! God zal je beschermen!”
“… Je werkt bij de televisie? Dan gebruik je technologie! Mag ik je vraag stellen: is die technologie van jou? Nou? Nee! Ook de technologie is van de Heer!”
“… Je bent niet getrouwd? Geen kinderen, ook niet? Wanneer ben je dan van plan kinderen te krijgen? Als je klaar bent met fietsen misschien? Wie een kind ter wereld brengt, geeft een geschenk aan God. God heeft jou alles gegeven. Waarom geef je niets terug?”
En, tenslotte: “Ik vind het belangrijk dat jij verlost wordt. Dat je de heer leert kennen. Wat denk je ervan?”

Maar nog voordat hij me kan bekeren, is pastor Ronald al waar hij wezen moet. Hij staat er wel op dat we e-mailadressen uitwisselen.

Dan fiets ik weer door.