Buitengesloten

cyberball1Niemand wil gepest worden. Maar totaal genegeerd worden is nog erger. Het is een van de pijnlijkste dingen die ons kan overkomen. Dat zegt sociaal psycholoog Kip Williams, die proefpersonen door middel van een simpel balspelletje diepongelukkig maakt.

[Dit artikel verscheen in de VPROgids van 30 april – 6 mei 2016]

In een wei loopt door het hoge gras een hert met twee jongen. Op het eerste gezicht een idyllisch prentje, maar wacht: wat is er met dat ene jong aan de hand? Het diertje loopt een beetje mank. Het probeert de moeder en haar andere jong bij te houden, maar het lukt niet. De moeder kijkt niet op of om en gaat met haar gezonde jong een stuk verderop staan grazen. De mankepoot blijft hulpeloos achter in het gras.

‘Ik word zo verdrietig van dit soort video’s’, zucht Kip Williams, sociaal psycholoog aan Perdue University in Indiana (VS). Hij stopt het filmpje. ‘Je ziet het bij alle sociale dieren: bij honden, bij leeuwen… zelfs bij bijen: dieren die fysiek zwak zijn, die zich niet sociaal gedragen of die op een andere manier een gevaar vormen voor de groep, worden buitengesloten. Het is hartverscheurend om te zien. Verstoten dieren redden het niet lang zonder de groep, ze sterven vaak al na een paar dagen.’
Williams is een week in Nederland om een cursus te geven aan de faculteit psychologie van de Vrije Universiteit in Amsterdam over het onderwerp waar hij inmiddels al meer dan twintig jaar onderzoek naar doet: sociale uitsluiting. Bij mensen wel te verstaan. ‘Wij gaan niet binnen een paar dagen dood als we door de mensen om ons heen genegeerd worden. Als we op ons werk worden buitengesloten, hebben we nog altijd onze familie, of de sportclub of de kerk. Of we zoeken gelijkgestemden op facebook of twitter. Maar dat betekent niet dat we ongevoelig zijn geworden voor buitensluiting.’ In tegendeel.

Williams, donderdag te zien in De kennis van nu, klikt nog een video aan. Een jongen van een jaar of negentien met een petje op staart over de verborgen camera heen naar een computerscherm. De jongen heeft de opdracht gekregen om mee te doen aan een spelletje Cyberball waarbij hij virtueel een bal moet overgooien naar twee andere deelnemers. Die deelnemers zitten elders in het gebouw achter een computer, denkt hij. In werkelijkheid zijn er helemaal geen andere spelers en is het gedrag van de zwart-witte poppetjes bepaald door Kip Williams en zijn collega’s.
‘Het is eigenlijk een heel simpel spel’, zegt Williams. ‘Als je de bal hebt moet je met je cursor aanwijzen naar wie je de bal wil gooien: naar het poppetje rechtsboven in het scherm of het poppetje linksboven. Wat proefpersoon nog niet weet, is dat hij alleen in het begin de bal drie of vier keer toegespeeld zal krijgen. Daarna gaan de andere twee ‘spelers’ hem negeren en blijven ze de bal onderling overgooien.’

In slechts twee minuten tijd zien we de jongen met het petje door een achtbaan van emoties gaan. Eerst kijkt hij verwonderd en lacht hij breeduit. Maar al snel betrekt zijn gezicht. Met ongeloof staart hij naar het scherm en schuift  wat aan zijn pet. Na veertig seconden steekt hij zijn middelvinger op naar het computerscherm. Na nog eens dertig seconden trekt hij de klep van zijn pet wat verder over zijn ogen. Hij zucht en trekt hij zijn mondhoeken naar beneden.

Dan stokt het beeld: het spel is voorbij.
‘Deze jongen vertoont een typische reactie’, licht Williams toe. ‘Eerst denkt hij nog dat de anderen een geintje met hem uithalen. Hij kan er wel om lachen. Maar al snel daarna word hij kwaad en verdrietig.’ Het Cyberball-experiment is inmiddels wereldwijd in meer dan 120 studies herhaald. Opvallend is dat iedereen – ongeacht leeftijd, land van herkomst of persoonlijkheidstype – dezelfde reactie vertoont: zowel voor als na het spel moeten proefpersonen op een schaal van 0 tot 8 aangeven hoe gelukkig ze zich voelen. Voor aanvang geven mensen hun gevoel nog gemiddeld een 6,5 – dus best gelukkig. Na het experiment scoren ze gemiddeld 1,4 – dus heel ongelukkig – terwijl de controlegroep rond de 6,5 blijft hangen.

Williams: ‘Net zoals leeuwen en herten zijn ook mensen groepsdieren. Het gevoel bij een groep te horen, is één van onze basisbehoeften. Daarnaast willen we ons goed voelen over onszelf, controle hebben over onze omgeving en van betekenis zijn in de groep. Als we door anderen genegeerd worden, wordt aan geen van deze basisbehoeften voldaan en voelen we ons ellendig. En wat wij doen is dan nog maar een computerspelletje van een paar minuten met onbekende medespelers. Alledaagse uitsluiting door bekenden heeft nog een veel grotere impact.’
Toch hebben mensen de neiging om het effect van sociale uitsluiting te onderschatten. Als je mensen bijvoorbeeld vraagt waar ze in een werksituatie de voorkeur aan zouden geven – om door collega’s te worden gepest of genegeerd – dan wil de meerderheid liever genegeerd worden. Wel zo rustig, denken ze. Maar in de praktijk blijkt dat mensen die langdurig worden genegeerd juist slechter af zijn dan mensen die gepest worden. Ze melden zich vaker ziek, stelen vaker van de baas en nemen vaker ontslag. Ook tieners die op jonge leeftijd zijn langdurig zijn genegeerd, zijn slechter af dan kinderen die vooral zijn gepest. Ze hebben slechtere cijfers, gebruiken meer drugs, vertonen vaker crimineel gedrag. Williams: ‘Natuurlijk, als je kan kiezen te worden genegeerd of tot moes geslagen te worden, dan kies je waarschijnlijk voor de eerste optie. Maar als je het mensen vraagt die langdurig buitengesloten zijn, zeggen ze: ik word liever geslagen. Als je wordt geslagen, weet je tenminste dat je wordt opgemerkt. En bovendien: blauwe plekken vormen het zichtbare bewijs dat iemand je onrecht heeft aangedaan… Je kan niemand aanklagen omdat hij je genegeerd heeft.’

Bekijk hier de uitzending van De Kennis Van Nu: Uit de groep, in de put.