Op het ene moment rijd ik nog zo’n veertig kilometer per uur. Op het andere moment vlieg ik door de lucht en kom met een klap op het asfalt terecht. Eerst raakt mijn elleboog de grond, dan mijn heup en dan mijn hoofd. Even is er niets anders dan de pijn en het kraken van mijn helm. Ik schreeuw: “Aaaaah”. Zo hard en lang mogelijk. En nog eens, met alle kracht die ik heb: “Aaaah”.
Het is het enige dat ik kan doen. Ik wil niet bewegen. Alleen maar liggen en schreeuwen.
Ik lig op mijn zij op het asfalt, mijn gezicht naar de lucht. Met mijn rechterarm voel ik mijn linker elleboog. Ik voel een harde knobbel waar normaal zacht vlees zit. En daarnaast voel ik een kuiltje. Zit daar normaal gesproken een kuiltje? Ik kan het me niet voorstellen.
Iemand probeert me aan mijn linkerarm op te trekken. Ik schreeuw het uit. “Don’t touch it! Don’t touch!” Mijn arm wordt losgelaten. Even later hoor ik stemmen. “You’ll be okay. Dont worry! Don’t worry!”
Deze geruststellingen, ongetwijfeld goed bedoeld, maken me woedend. Ik lig nog steeds stil. Mijn nek durf ik niet te bewegen. Maar ik roep: “Het gaat niet goed! Mijn arm is gebroken. En het doet pijn. Heel veel pijn! En pas op met mijn hoofd!”
Iemand legt een hand onder mijn nek, verwijdert mijn helm en legt er een kussen voor in de plaats. “Rustig maar. De ambulance komt eraan.”
Later zal ik me geen beelden herinneren. Wie me probeerde op te trekken. Wie om de brancard staan. Het enige beeld dat me later voor ogen zal staan is het beeld van mijn elleboog en de knobbel en de deuk die er niet zouden moeten zitten.
***
’s Ochtends was ik vertrokken uit Voi voor een niet al te lange fietsdag. Het was nog zo’n 160 kilometer naar Mombasa. Of 200 km als ik een stukje zou omfietsen door de heuvels. Als ik dat in drie dagen zou doen, zou ik nog twee volle dagen aan de kust hebben om te genieten van het strand, de zee en de bossen bij Diani Beach. En om mijn fiets in te pakken voor de terugvlucht natuurlijk.
Na dagen van onverharde wegen stond er nu een stuk snelweg op het programma: de Nairobi-Mombasa Highway. De weg heeft maar twee banen, maar is de enige weg die de twee grootste steden van het land verbindt. De weg is berucht. Trucks halen elkaar met hoge snelheid in zonder al te veel rekening te houden met tegemoetkomend verkeer. Daarom fietste ik het grootste deel van de tijd in het gravel naast het asfalt. Continu in mijn achteruitkijkspiegel turend om het achteropkomende verkeer in de gaten te houden.
***
“Sara, you’ll be okay. Don’t you worry”, zegt de ambulancebroeder. Hij lacht er een beetje bij, alsof ik me aanstel. “Sara, don’t cry! You’ll be fine.”
“I cry if I want too”, antwoord ik zuur. Hoe ging dat liedje ook al weer? It’s my party and I cry if I want too…
Waarom doet iedereen alsof er niets aan de hand is? Hebben ze mijn elleboog niet gezien? En de scheur in mijn helm? Nemen ze me niet serieus?
Natuurlijk maak ik me zorgen. Hoe gecompliceerd is de breuk in mijn elleboog? Zullen ze hem wel goed kunnen zetten? Zal ik er last van blijven houden?
Ik weet zelf niet of ik mijn angst dat er iets met mijn hoofd of nek aan de hand is, serieus moet nemen. Ik heb geen hoofdpijn of rugpijn. Ik ben niet misselijk. Maar het kraken van mijn helm galmt nog steeds na in mijn hoofd en ik durf mijn nek niet te bewegen. Het feit dat ik zo kwaad ben, stelt me een beetje gerust. Kennelijk ben ik helder genoeg om iedereen om me heen compleet incompetent te vinden.
Maar uiteindelijk ben ik vooral kwaad op mezelf. Ik ben kwaad omdat het uiteindelijk mijn eigen schuld is dat ik tegen de grond geklapt ben. “Waarom ben ik zo stom geweest? Waarom?” Ik krijg de gedachte niet uit mijn hoofd. Tranen van woede schieten weer in mijn ogen.
“Stop crying, Sara”, zegt de ambulancebroeder weer, “You’ll be fine!”
***
Ik had nog maar twintig kilometer gefietst toen ik in mijn achteruitkijkspiegel een auto aan zag komen. Ik was uit voorzorg al in de berm gaan rijden, maar steeds als ik in mijn spiegel keek, leek de auto nauwelijks dichterbij te zijn gekomen. Hij ging nauwelijks sneller dan ik.
De bijrijder van de wagen deed zijn raampje open. “Ga je naar Mombasa?”, riep hij. “Wij ook!” Even dacht ik dat hij me een lift wilde aanbieden. Pas toen zag ik de fietsers achter de auto: drie mannen en twee jongens in wielertenue.
Ze waren op weg van Nairobi naar Mombasa. Ze fietsten voor het goede doel: voor de aanleg van een waterput in een dorp in de buurt van Nairobi. 16.000 pond hadden ze opgehaald. Dit was hun derde en laatste fietsdag. Ze hadden er al 340 kilometer opzitten en hadden nog 140 kilometer te gaan.
***
Voordat we richting het ziekenhuis vertrekken, willen mijn verplegers mijn arm spalken en me een paracetamol injectie in mijn dij geven. “Die elleboog ziet er inderdaad niet goed uit”, mompelt de ambulancebroeder. Ze trekken mijn arm recht en gaan aan de slag met twee stukken karton en een stuk gaasverband. Er wordt getrokken en geduwd en ik smeek: “Kunnen we nu niet gewoon naar het ziekenhuis?
Terwijl ze mijn broek naar beneden sjorren voor de injectie, bedenk ik me dat ik onder mijn broek mijn wat afgeragde, vaaloranje fietsbroek draag. Ik draag het ding nog altijd omdat het zo makkelijk uitwasbaar is en, in vergelijking met mijn andere fietsbroeken, lekker snel opdroogt.
“Draag altijd een nette onderbroek, want je weet nooit of je in een ambulance belandt.” Wie zei dat vroeger ook al weer altijd?
***
De fietsers waren bijzonder goed georganiseerd. Overdreven goed georganiseerd zelfs. Voor vijf fietsers, allemaal Indische Sikhs uit dezelfde rijke familie, was er een heel konvooi samengesteld. In drie fourwheeldrives reden vrouwen, moeders en kinderen mee met eten voor onderweg. Daarachter reed een ambulance, gevolgd door een politiewagen. Een auto met een bord cyclists ahead achterop was de hekkensluiter. In een van de wagens zat een masseuse te wachten om haar diensten te verlenen aan vermoeide en verzuurde fietsers.
Sunny, schoonbroer van de fietsers en organisator van de tocht, had zelfs posters gemaakt die hij op de ruiten van de auto had geplakt. Tour of Kenia 2013, stond erop Top International and local cyclists racing across 5 scenic stages between Nairobi and Mombasa to raise funds in aid of a new water borehole in drought stricken area in Makindu, Kenya.
Ik mocht wel meerijden als ik wilde. Dan hoefde ik niet meer in de berm te fietsen en kon ik achter een van de auto’s uit de wind rijden. Mijn tassen konden wel achterin een van de wagens.
***
Het ligt niet oncomfortabel in de ambulance. De brancard is wat aan de korte en harde kant, maar verder ligt het prima. Op de raampjes aan de achterkant lees ik, in spiegelschrift, de naam van het ziekenhuis in Nairobi: Guru Nanak Ramgarhia Sikh Hospital.
We zijn onderweg naar Mombasa, naar een privékliniek. Ik weet dat het zo’n zeventig kilometer moet zijn, want toen ik de laatste keer op mijn kilometerteller van mijn fiets keek, gaf die aan dat ik vanaf Voi al negentig kilometer had gefietst.
De ambulancebroeder heet Dennis. Hij zit naast me en houdt mijn arm vast. Dan is er Violette, die achter mijn hoofd zit, en Libra, aan het voeteneind. Achter het stuur zit iemand die Ken heet.
Ken zet er flink de vaart in en als we vol gas door de bocht gaan, klampt Libra zich vast aan de brancard. Verbandrollen tuimelen vanaf de plank naar beneden. “Auw!”, roep ik. En dan, tegen Dennis: “Laat die arm los!”
***
“Pinky! Pinky! Come here and listen to this. This woman came cycling all the way from Kampala. What do you think of that? That’s just amazing, isn’t is?”
Ik reed met Harpal en Pinky achter een zwarte wagen aan. Harpal, achter in de dertig, was speciaal uit Londen over gekomen, Pinky, voor in de vijftig, woonde in Nairobi.
Harpal leek van de twee het meest enthousiast over mijn gezelschap: “Ik heb vaak gehoord over mensen zoals jij. Mensen die dit soort reizen maken. Geweldig! Vertel ons alles. Inspireer ons!”
En, even later: “Weet je? Ik ga een zaadje planten. Het is gewoon maar een idee, maar wie weet doe je er nog eens wat mee.” Harpel liet een stilte vallen om er zeker van te zijn dat de aarde van mijn brein klaar was voor het zaadje dat hij wilde planten. “Ken je die helmcameraatjes? Die heb jij nodig. Geweldig! Het kan niet anders of jouw reis levert prachtig materiaal op. Prima voor Discovery Channel. Jij bent journalist dus jij hebt je contacten. Toch? Die moet je gebruiken! Je kan hier goed geld mee verdienen. Denk er maar eens over na.”
***
In Mombasa zet Ken de sirene aan. Als ik mijn hoofd iets naar rechts draai kan ik uit het raampje naar buiten kijken. Ik zie de gevels voorbij schieten. Equity Bank, Budget Superstore, Shell Gas Station.
Mijn gedachten blijven terugkeren naar de val. Waarom ben ik toch achter die auto aan gaan rijden? Waarom? Waarom?
“Violette, kan je een verhaal vertellen?”, vraag ik, ter afleiding. “Hoeveel kinderen heb je? Drie? Doen ze het goed op school?” Violet kan niet klagen. Haar kinderen doen het goed. De oudste is op bijbelstudiekamp.
***
Harpal zei : “Ik geloof in de law of attraction: goed trekt goed aan en kwaad trekt kwaad aan. Dat jij ons hier tegenkomt, in the middle of nowhere, dat betekent dat jij wel echt iets goeds gedaan moet hebben. Want wat een geluk voor jou! Je mag met ons meerijden zolang je wilt. We hebben eten, we hebben alles. Vanaf nu ben je een van ons.”
Uit het dakraam van de auto voor ons verscheen het hoofd van een van de neefjes van Harpal. Een vrolijke jongen met een zacht zwart snorretje en een bordeaux rode tulband. In zijn hand een kleine camcorder.
Harpal stak zijn duim op naar de camera. Alles in orde hier. We gaan lekker.
***
Op de röntgenafdeling van het Aga Khan ziekenhuis worden er wel zes foto’s gemaakt: twee van mijn arm, twee van mijn hoofd en twee van mijn ruggengraat. Het is heel wat gehannes met loden platen die onder en tussen lichaamsdelen moeten worden geschoven. Ze willen me niet bewegen voordat ze hebben gezien wat er precies aan de hand is. Gelukkig is verpleger Austus wat voorzichtiger dan het ambulancepersoneel.
“Wow, you are really big chested!”, stelt de radioloog na het zien van de foto van mijn borstkas. “A real sportswoman.” Dat is een compliment dat ik nog niet eerder gehad heb.
Tijdens het wachten op de uitslag houdt Austus me gezelschap. “Waarom denk je eigenlijk dat je arm gebroken is?”, vraagt hij. “Het probleem zit bij je elleboog, niet? Misschien is het gewricht gewoon ontzet. Als dat zo is, hoef je niet in het gips. Maar je moet wel onder narcose als we hem terug rechtzetten, anders doet te te veel pijn.”
Ik ril al bij alleen de gedachte aan zo’n operatie.
***
Ik had mijn hele reis nog niet zo hard gefietst. Nu waren de omstandigheden ideaal: een verharde weg, geen bagage, uit de wind… Het enige dat me dwarszat, was de auto voor me. De bestuurder van de wagen paste zich aan aan onze snelheid, maar tegelijkertijd ontnam hij ons alle zicht op de weg. Normaal gesproken ben ik erg gespitst op kuilen en hobbels in de weg. En hoewel deze weg goed geasfalteerd was – er zouden gegarandeerd onregelmatigheden inzitten.
Dus ik probeerde zoveel mogelijk schuin achter de wagen te rijden. Uit de wind, maar met zich op de weg. Pinky was het met me eens. “Ik ben zelf ook meer een solorijder”, gaf hij toe. Dit gedoe met die auto’s vond hij maar niets. Maar het waren nou eenmaal de regels van de organisatie: de fietsers rijden achter de wagens aan. “Het blijft eng”, zei Pinkey. “Ook al rijdt er dan een ambulance achter ons, ik knal liever niet in zo’n kuil.”
“Nee”, antwoordde ik nog, “een ambulance kan niet voorkomen dat je valt.”
***
“Niets gebroken”, zegt spoedeisende hulp arts Mustapha. Hij heeft samen met de radioloog de foto’s bekeken. Alle botten zitten netjes op hun plek. En ook in hoofd en ruggengraat zijn geen ongeregeldheden te bekennen. “Het probleem zit hem in het zachte weefsel. Houd je arm een poosje in een mitella, slik een paar pijnstillers en dan komt het wel goed.”
Hij kijkt er een beetje verveeld bij.
Ik kan het bijna niet geloven: geen breuk, geen gips. Austus en ik worden er een beetje lacherig van.
Maar, toch, waar kwam dan die pijn vandaan? En die harde knobbel op een plek waar hij niet hoorde te zitten?
Mustapha krabt in zijn baard en haalt zijn schouders op. “Een gesprongen bloedvat waarschijnlijk.” Vervolgens laat hij het aan August over om mij van pijnstillers en zalf te voorzien.
***
In de wachtkamer zitten Pinky, de fietser, en Dipi, de zus van Harpal. “Niemand heeft meer gefietst na jouw val. we hebben de fietsen ingeladen en zijn naar de Sikhtempel gereden”, zegt Dipi. Bij de Sikhtempel was een feestelijke ontvangst gepland. “Iedereen was in shock. En we voelden ons zo schuldig. Als je niet met ons meegereden was, zou dit nooit gebeurd zijn.”
Ze geeft me mijn helm. Aan de achterkant ontbreekt een stuk.
Ze is even stil. Dan vervolgt ze: “Je hebt geluk gehad. Jij lag daar, doodstil. Je had dood kunnen zijn. En die vrachtwagen, ik zie hem nog aankomen.”
“Welke vrachtwagen?”
“Je lag midden op de weg. En er kwam een vrachtwagen van de andere kant. Ik weet niet of hij je gezien zou hebben als Pinky niet van zijn fiets gesprongen was en als een gek was gaan zwaaien. Ik moet er niet aan denken wat er gebeurd zou zijn.”
Dan neemt Pinky het woord. Hij vertelt over de hobbel in het asfalt van wel 20 centimeter hoog. Over hoe mijn stuur omklapte en ik de lucht in vloog. Over hoe hij zijn fiets in de berm smeet en me – per ongeluk aan de verkeerde arm – van de weg probeerde te trekken.
Mijn elleboog doet pijn. Het gewricht is enorm dik en warm. Ik denk aan hoe iedereen maar bleef roepen dat het allemaal in orde was. Dat ik me geen zorgen hoefde te maken. Nu pas snap ik hun opluchting.
Mijn eigen opluchting over het goede nieuws van Mustapha verbleekt er een beetje bij. Wat als die vrachtwagen nog meer vaart had gehad? Wat als de chauffeur had zitten slapen? Wat als Pinky er niet was geweest?
Ik wil er niet aan denken.
Dan komt Sunny binnen. Zijn auto staat klaar om ons naar de Sikhtempel te brengen. Dat ik met de familie meega naar het luxe resort waar ze een vakantie hebben geboekt, staat buiten kijf. Harpal zei het eerder al: “vanaf nu ben je een van ons.”
Jeetje: hardop zitten lezen, zodat Iris het ook horen kon.., phew: quelle histoire!
Sterkte en geniet gewoon van je geluk: dat heb je klaarblijkelijk verdiend nietwaar?!
(Maar je koppie doet het nog prima: keigoed geschreven weer 😉
Jeetje wat schrikken! Maar gelukkig zie ik een breed lachende Saar op de laatste foto! Sterkte en tot gauw! X Fieke
Dat is schrikken, zo’n mail met als titel ‘ongeluk’. Gelukkig laat de laatste foto zien dat het al beter gaat. Sterkte met het herstel en hopelijk lukt het om de laatste dagen te genieten in het luxe resort. Tot snel!
Kippenvel!
Blij dat je er goed vanaf gekomen bent. Take care.
Hé Saar, dat is schrikken zeg pfoeh! Hopelijk gaat het snel weer stukken beter met je elleboog. Veel beterschap en hoop dat je toch kunt genieten van het resort. Liefs!
schrok me rot bij het zien van je mail, me direct realiserende dat je die zelf verstuurd had dus dat stelde gerust. Wat een verhaal zeg (en heel pakkend geschreven). Reuze fijn om te lezen (en te zien) dat het naar omstandigheden goed gaat en laat lekker voor je zorgen totdat je weer helemaal opgeknapt bent!!
liefs mariek
ja, en wie gelooft er nou niet in beschermengeltjes?
Beterschap en probeer ondanks de pijn toch te genieten, groet, Wim
Pffff heeel fijn dat je die laatste foto erbij hebt gezet. Wat een verhaal, goed te zien & lezen dat het allemaal is meegevallen. En vergeet alle ‘what ifs”.
Saar,
Kan me zo goed indenken hoe je je voelt! Houd je taai. Fijn op de foto’s te zien dat het (je betrekkelijk) goed gaat…
Sterkte
Thijs
Saar neem nou eindelijk eens een gewone hobby! Macrameeën kan ook heel leuk zijn. In elk geval voor ons, achterblijvers.
Blij dat je weer lacht! Je maakt het wel een beetje erg spannend voor je volgers, jongedame. Kan echt wel ietsje minder. 🙂
Ben erg blij dat je in goede handen bent. En ik vind het knap hoe je het allemaal doet.
Oef Saar! Die weg is inderdaad vreselijk, dat dacht ik ook toen ik er vorige zomer comfortabel in een busje overheen reed. Wat een klap. Maar wel geweldig opgeschreven :).
Zo, dat was even spannend leesvoer…
Ga je de tip opvolgen, die vd camera? Dan was t toch nog ergens goed voor dat je tegen je gezonde verstand in ging. 😉
Groet!
Gelukkig dat het goed met je gaat, je hebt een goede beschermengel denk ik!
Die weg tussen Nairobi en Mombasa staat op de lijst van gevaarlijkste wegen ter wereld.
Hee Saar, ik wil niet discrimineren maar dit gaat meer richting spannend jongensboek. Gelukkig staat die “twee-dagen-later-foto” er ook bij. Geniet nog maar even van die “vanaf-nu-ben-je-een-van-ons-verzorging”.
Ademloos zitten lezen, eerste mail uit 180 mails die ik lees na mijn vakantie, omdat ik iets zag over ‘ongeluk’ en ik denk: neeeeee, zal toch niet?
Verwonder me ook simpelweg over ‘een groepje Sikhs op racefiets in Afrika! ‘ Dat klinkt al zo ….typisch.
Gelukkig ben je uiteindelijk wel in goede handen gevallen.
Ciao, take care, doe rustig aan!
Esther
Ehm… genoeg avontuur voor nu (voor jou en ons), kom maar snel weer veilig thuis!
Amaai, ik wist wel dat je op avontuur ging maar dat het dan ook nog zo spannend zou worden was dacht ik toch niet het plan?! De encounters van de olifanten en ander groot grut van een veilige afstand ook niet mis en ik hoop vooral dat het toch alle geode herinneringen zullen zijn die je bij blijven.
Heel tof te lezen dat je weer goed aan ’t herstellen bent (en vast aan ’t broaden op een volgend avontuur, tzt).
Groetjes en veilige terugreis! Gerlinde
Dank voor alle lieve en opbeurende reacties! Het doet heel veel goed om die allemaal te lezen.
Met mijn arm gaat het elke dag al ietsje beter, dus ik hoop op een snel herstel. Ondertussen houd ik me rustig, hier onder de wuivende palmen, en bedenk ik me met wat weemoed dat dit alweer mijn laatste dag in Kenia is.
Lieve Saar,
Eerst de schrik, dan met ingehouden adem lezen en met een langzaamaan-verschijnende-steeds-ontspannender-glimlach een hele, hele diepe buiging maken voor jou, hoe je er mee omgaat en je Sikhs fietsvrienden hoe ze jou helpen. Een open deur, maar wat ben ik blij dat het met een sisser is afgelopen en sorry hoor, verveel je maar eens eventjes, wel zo rustig voor de achterban (-:
Veel liefs en hou je haaks
Mars
Heel veel dank voor je lieve berichtje Marcia! Ben net weer in Nederland en word nu door mijn ouders in de watten gelegd, dus voorlopig even geen wilde avonturen. Tot binnenkort in Hilversum!
wow dat is wel heel goed afgelopen , tenminste zo lijkt het ….
ik las net je verhaal, ik hoop dat je elleboog goed herstelt, je hebt zeker geen arnica mee op reis? Want een paar arnica korrels doen wonderen.
liefs en sterkte klaartje
Goede tip! Ik heb altijd arnicazalf mee, want die doet inderdaad wonderen, maar in mijn ervaring vooral als je die er meteen na de kneuzing opsmeert. Ik dacht er nog aan in de ambulance, maar toen kon ik er jammer genoeg niet bij, want mijn bagage lag in een andere auto.
Maar goed, ik kan inmiddels mijn vingers weer bewegen en kan iets beter strekken en buiten… dus het gaat de goede kant op!
Liefs!
Bloedstollend verhaal, met je hersenen is duidelijk niets mis! Ben je al weer thuis nu?
Dank Elmar!
De reis ging heel soepeltjes (zo’n mitella om je arm doet wonderen: je mag voor in de rij, krijgt zonder gedoe een raamplaatsje, etc) en ik ben goed aangekomen in Nederland. Nu even bijkomen…